Maandelijks archief: mei 2023

Stijn van der Loo – Ken Je Mij?

Het lied Ken je mij? was oorspronkelijk een gedicht, geschreven door de Nederlandse theoloog en dichter Huub Oosterhuis (1933-2023). Oosterhuis schreef de tekst van het lied in 1973 en haalde de inspiratie voor de tekst uit de woorden van Psalm 139.

Hij schreef het gedicht kort na de geboorte van zijn dochter de zangeres Trijntje Oosterhuis.  Pas 32 jaar later werd er door Stijn van der Loo muziek bij het gedicht geschreven. Dit deed hij nadat kunstenares en producente Iris van Haaren vond dat de teksten van Oosterhuis ook geschikt waren voor buiten de kerk, waarna Oosterhuis aan haar voorstelde om aan Van der Loo te vragen om de muziek te schrijven.

Hij bracht het nummer ten gehore bij zijn theatershow Nero in 2005 en in 2006 stond het op het album Licht, een album met teksten van Oosterhuis en muziek en zang van Van der Loo. De liederen werden toegevoegd als muzikale bijlage aan de dichtbundel Licht van Oosterhuis.

Trijntje Oosterhuis heeft het nummer ook gezongen en in haar versie heeft het enige bekendheid gekregen. Die wil ik u niet onthouden en kunt u hier horen, maar (en dat is een beetje vloeken in de kerk van de heer Oosterhuis zelve) ik ben geen heel grote fan van de stem van Trijntje. De gitaarbegeleiding in haar versie vind ik wel weer erg mooi.

Hierboven geef ik dus de de voorkeur aan de pure versie van de componist van de muziek, Stijn van der Loo. Hij begeleidt zichzelf op keyboard en dat instrument heeft niet per se mijn voorkeur, maar hier werkt het wel vanwege het spaarzame spel, zonder verdere opsmuk. Zijn stem vind ik erg prettig om naar te luisteren.

Overigens is Van der Loo een multitalent, want hij publiceert naast zijn muziek ook boeken en is actief in het theater en op filmgebied, zoals u op zijn website kunt zien.

Harry Sacksioni – Elixer

Ik heb niet heel vaak dat ik weet waar ik een muzieknummer voor de eerste keer hoorde maar van het instrumentale nummer Elixer van de Nederlandse gitarist Harry Sacksioni (1950) weet ik dat wel.

Dat was op een autoritje van Doorn naar Nieuwegein, jaren geleden. Ik hoorde het nummer op een zomeravond en mijn aandacht was direct gevangen. Het was een kort nummer en ik had de aankondiging gemist en natuurlijk werd het nummer niet afgekondigd, dus thuis ging ik direct op zoek naar de playlist van het programma waar ik het nummer gelukkig terug vond.

Ik kende de muzikant Harry Sacksioni van naam maar wist bedroevend weinig van zijn muziek, maar Elixer heeft het wel voor mij ontsloten. Wat een fenomenale gitarist is het. Hij komt niet vaak in het nieuws, neemt zijn albums in eigen beheer op en is niet uit op commercieel gewin. Hij ontwikkelde zijn eigen techniek om gitaar te spelen, de Sacksioni-methode en is meerdere malen uitgeroepen tot ‘Beste akoestische gitarist van de Benelux’.

Sacksioni schreef Elixer op 19-jarige leeftijd en hij bracht het uit op zijn album Gitaar in 1975. Op 4 april 2022 gaf Sacksioni aan op zijn website dat Elixer de 1 miljoen streams op Spotify is gepasseerd, wat aangeeft dat het nummer nog steeds heel veel mensen aanspreekt.

Elixer is ook belangrijk voor pianist Mike Boddé. Hij schreef eerder in zijn boek Lekkere stukken over Elixer en zijn gesprek met Harry hierover:

Ik raakte in de artiestenfoyer met hem aan de praat. (…) En toen vertelde ik hoe ik verslaafd was geweest aan het nummer Elixer. Dat ik het maandenlang elke dag had gedraaid. Telkens maar weer opnieuw. En dat ik het had geprobeerd te spelen op piano, wat nog helemaal geen eenvoudige opgave is aangezien het moeilijk tokkelen is op een piano; maar ik kwam eruit. Nog steeds ben ik dol op Elixer: het begint als klassieke muziek, en zodra het tokkelen begint, wordt het een mix tussen Spaanse flamenco en Amerikaanse bluegrass. Als ik het hoor, zie ik onze oude woonkamer in mijn geboortehuis in Rotterdam. (…) Ja, als ik Elixer draai, ben ik weer thuis.

Hij heeft het samen met Sacksioni gespeeld in het programma Podium Witteman en ook die versie is zeer de moeite waard, u vindt hem hier.

Fela Kuti – Je nwi Temi

De Nigeriaanse muzikant en politiek activist Fela Kuti (1938-1997) is een fenomeen. Hij wordt door zijn ouders voor studie naar Londen gestuurd en kiest daar voor de muziek. Hij keert terug naar Nigeria net na de onafhankelijkheid.

Kuti ontwikkelt de muziekstijl afrobeat, een combinatie van jazz, Yorubaanse muziek (Nigeriaanse drummuziek) en funk. Hij is ook politiek actief en hij sticht in de Nigeriaanse hoofdstad Lagos een eigen staat, de Kalakuta Republic. Hij zet er een hek omheen en heeft er zijn eigen commune. Hij brengt er in 1977 zijn album Zombie uit, een felle aanval op het leger dat het in zijn ogen corrupte Nigeriaanse bewind slaafs dient. Als antwoord brandt een duizendtal soldaten Kalakuta tot op de grond toe af. Mensen worden mishandeld, Fela Kuti ook, vrouwen worden verkracht en zijn moeder wordt uit een raam gegooid en overlijdt aan haar verwondingen.

Fela Kuti is een radicaal en het helpt om die context te kennen als je naar zijn muziek luistert en zijn optredens bekijkt. Hij wordt de stem van Afrika in het algemeen. Waar Bob Marley gematigder klanken liet horen met zijn reggae, spuwt Kuti zijn teksten in het rond. Hij heeft het voorzien op iedereen die zijn continent uitbuit, Afrikaans of niet- Afrikaans. Op zijn album Black President lanceert hij een vlijmscherpe aanval op de Amerikaanse International Telephone And Telegraph (company), afgekort als I.T.T. De firma wordt door Fela omgedoopt in International Thief Thief. Hij stelt in een interview met muziekblad OOR;

‘Die Amerikanen zijn motherfuckers, man. Ze kijken neer op Afrika en doen alsof wij allemaal menseneters zijn.’

Privé trekt hij ook zijn eigen plan. Hij trouwt 27 vrouwen die vaak allemaal meegaan op zijn tournees. Zij fungeren ook als danseressen bij zijn optredens. Hij treedt wereldwijd op en met grote sterren, maar geeft zijn optredens uiteraard ook in Afrika.

Bovenstaande video is er een voorbeeld van. Het nummer heet Je nwi Temi en dat staat voor Knevel mij niet ofwel Maak ons niet monddood, maar het gaat vooral om de beleving van zijn optreden. Het regent dat het giet maar optreden zullen ze, soms tot ze in trance zijn en let vooral op het spel van de saxofonist. Een fenomeen, Kuti, die in 1997 al overleed aan de gevolgen van aids.

Anton Bruckner – Symfonie No. 8 Adagio

Over de muziek van de Oostenrijkse componist Anton Bruckner (1824-1896) zijn boeken volgeschreven. Voor schrijver Maarten ’t Hart gaat er niets boven de zesde symfonie. Simon Vestdijk heeft het over de verpletterende ernst (maar nooit een loden last!) in het ongeëvenaarde langzame deel van de zevende symfonie en ikzelf doe er nog een schepje bovenop. Voor mij gaat er niets boven het langzame deel van diens achtste symfonie.

Bruckner worstelde met deze symfonie (niet ongewoon voor hem) en er bestaan verschillende versies van. Dit is de versie uit 1890, u kunt hem dus nog vergelijken met die van 1884/1885 (de originele versie), die van 1887 (de Nowak-versie), die uit 1887-1890 (de Haas-versie), die uit 1890 (de Schalk-versie), de herziene versie uit 1892 (ook door Schalk) of de variant van 1888 van Carragan. U kunt even vooruit.

Ik leerde de muziek kennen via de dirigent Günter Wand (1912-2002) en die heeft voor mij de standaard gezet. Anderen koester ik ook in dit repertoire, zoals de dirigenten Eugen Jochum en Sergiu Celibidache en die laatste zal nog wel eens voorbij komen want die heeft een heel eigen opvatting over Bruckner’s muziek.

Wand dirigeert ook het bovenstaande stuk, het Adagio uit Symfonie No.8. Waarom vind ik dit zulke onweerstaanbare muziek? Dat ligt aan het machtige thema wat hier in zit maar ook aan het feit dat hoe meer ik er naar luister, des te meer ik eruit haal. Ook dat is per uitvoering weer anders, maar laat ik even dit fragment bij de hand nemen.

Dat prachtige thema begint al op 3;04. Het wordt nog mooier vanaf 3;17 tot aan de climax op 3;31 met die klinkende harpen. Op 5;09 herhaalt zich dit nog een keer. Dan is het volgende hoogtepunt die prachtige inzet van de Wagner-tuba op 7;51 (Bruckner was een groot fan van Wagner) die een melodie op ons los laat. Op 12;11 is attentie vereist voor de lange climax die duurt tot 13;05. Op 15;39 zijn het nu meerdere Wagner-tuba’s die een fragment van de melodie spelen waarop het andere koperwerk invalt. Let ook eens op het mooie beeld van dirigent Wand vanaf 15;47 en hoe hij op 15;59 de strijkers even maant wat zachter te spelen.

Op 16;06 een prachtige inzet van het hele orkest en op 16;27 begint er een pizzicato (het gepluk aan de snaren) waarna de muziek bijna stil lijkt te staan op 17;36. Niets is minder waar, er wordt toegewerkt naar een finale waarbij die door de bekkens beklonken wordt op 22;50. Maar nog zijn we er niet. Het orkest pakt het thema weer op bij 23;38 om die wondermooie melodie nog eens te laten horen tot de harpen invallen op 24;06. Op 24;40 lijkt de muziek weer even stil te vallen tot de strijkers de aanzet geven voor het laatste deel van dit stuk. Op 26;27 laten nu de hoorns de melodie horen die de Wagner-tuba’s eerder speelden. Ze doen dit samen met de strijkers, tot de sonore tuba het weer overneemt en dit deel met de strijkers tot een kalm einde voert.

Ik vind het één van de mooiste stukken muziek die ik ken. Ik heb in een recensie wel eens de uitspraak gelezen dat dit geen muziek is voor een begrafenis, maar dat hiermee de hele mensheid ten grave kan worden gedragen. Toen ik dat las leek mij dit ook wat overdreven, maar stel de mensheid wordt een keer hier weggevaagd en de eerste zon verschijnt weer over een lege aarde, dan zou warempel deze muziek er wonderwel bij passen.

Sonny Rollins – St. Thomas

Eén van de grootheden van de jazz die nog steeds onder ons is, is de tenorsaxofonist Sonny Rollins (1930). Hij treedt al sinds 2012 niet meer op vanwege gezondheidsproblemen en stopte in 2014 helemaal met spelen.

Zijn carrière is indrukwekkend. Hij begon op zijn elfde en heeft met alle groten uit de jazz opgetreden en het merendeel ervan dus overleefd. Hij stond bekend om zijn circulaire ademhalingstechniek, waarmee je een continue toon kan voortbrengen op je blaasinstrument.

Ondanks zijn lange carrière heeft hij wel eens pauzes genomen. De meest bekende was in 1959, toen hij gefrustreerd was over zijn, volgens hemzelf, muzikale beperkingen. Hij sloeg aan het oefenen en stond urenlang te spelen op de Williamsburg Bridge in New York, om zijn zwangere buurvrouw niet lastig te vallen met zijn spel. Zijn comeback album heette dan ook The Bridge.

In 1956 al nam hij één van zijn meest beroemde albums op; Saxophone Colossus, waar bovenstaand nummer St. Thomas ook op staat. Het is een vrolijke ‘traditional’. De moeder van Rollins kwam van St. Thomas, één van de Maagdeneilanden en zong de melodie al voor hem toen hij een kind was. Het werd zijn herkenningsmelodie en het bezorgde hem wereldfaam.

Als het nummer begint hoor je drummer Max Roach het ritme kurkdroog inzetten, waarna Rollins op zijn tenorsaxofoon het speelse melodietje inzet. Hij haalt vervolgens het thema helemaal uit elkaar vanaf 0;56. Hij bouwt eigenlijk een nieuwe constructie met stukjes melodie en ritmische motiefjes eromheen. Op de achtergrond houden piano, bas en drums het oorspronkelijke ritme aan. Op 2;28 begint Max Roach aan een drumsolo. Geen keihard spierballenwerk maar juist verfijnd en steeds met dat calypsoritme op de achtergrond. Luister dan eens naar de prachtige, volle toon waarmee Rollins op 3;53 zijn solo inzet. Onweerstaanbare muziek met dat herhaalde motief op 4;42. Dan hebben we de lichtvoetige pianosolo van pianist Tommy Flanagan nog tegoed op 5;02. Vanaf 6:09 herpakt Rollins de originele melodie weer om het nummer naar de finish te brengen.

Het is een heerlijk nummer op een onmisbaar album in mijn collectie en uiteraard is het talloze malen gecoverd door andere muzikanten. Wellicht heeft u liever de versie van jazzfluitist Herbie Mann, die van vibrafonist Lionel Hampton, van Toots Thielemans op mondharmonica op die van jazzpianist Brian Lemon. Het is nog maar een kleine greep uit het aanbod.

Kris de Bruyne – Amsterdam

Kris de Bruyne (1950-2021) was een Belgische zanger die aanvankelijk tot de kleinkunst werd gerekend. Toen hij overging tot het spelen op elektrische gitaar werd hij ook bekend als rockartiest.

De Bruyne had al succes in de jaren zeventig maar trok zich terug uit de muziek om rond te gaan reizen in de Verenigde Staten, nadat zijn beide broers hem ontvallen waren. Bij zijn terugkeer moest hij even wachten op nieuw succes omdat artiesten in zijn genre, de troubadours, op dat moment uit de gratie waren. Toch kwam dat wel weer, onder meer door zijn switch naar de rockmuziek.

Toch houd ik het meest van zijn kleinkunst. Bovenstaand nummer, Amsterdam, was een grote hit en werd in 2007 opgenomen in de Eregalerij van Vlaamse Klassiekers. De tekst is prima te verstaan maar voor de volledigheid:

Je kan er boeken kopen die
Je hier heel zelden vindt
Je kan er langs de grachten lopen
Je haar los in de wind
Je kan er uren slijten
De parken zijn er groen
Je kan er naar Van Gogh gaan kijken
Dat zou je eigenlijk wel es moeten doen
Je bent er vogelvrij
Omdat er alles kan
Zo dichtbij
En toch zover
Is Amsterdam

Want daar in Amsterdam
Ben jij zover van mij
Toch voel ik Amsterdam zo pijnlijk dicht nabij

In het Concertgebouw
Is het zeer dikwijls feest
Je weet toch nog dat zelfs
Randy Newman daar ooit is geweest
Wie van ons vermoedde toen
Dat jij daar nu heel alleen
Een schuilplaats hebt gezocht
We gingen altijd samen heen
Wie van ons is vogelvrij
Wie van ons die nog alles kan
Zo dichtbij
En toch zover
Is Amsterdam

Want daar in Amsterdam
Ben jij zover van mij
Toch voel ik Amsterdam zo pijnlijk dicht nabij

Opvallend dat Belgische artiesten zo fraai over die stad kunnen zingen zoals ook Jacques Brel deed. Als u vindt dat De Bruyne zich bij zijn eigen Vlaamse steden moet houden dan is dat een vreemde opinie maar bedient hij u wel op de wenken, want ook Vilvoorde City is een pareltje.

Kris de Bruyne leed aan Alzheimer en overleed in 2021 in een verpleegcentrum op de leeftijd van 70 jaar.

Roek’s Family – Get Yourself A Ticket

Ik ben nog net een kind van de jaren zestig uit de vorige eeuw hoewel ik mij daar uiteraard niets van herinner. Ik heb wel veel muziek uit die tijd beluisterd en op één van mijn zoektochten kwam ik dit nummer tegen van Roek’s Family, Get Yourself A Ticket.

Zanger van Roek’s Family is Roek Willemze, die al in 1961 speelde in de band Roek Williams & The Fighting Cats. De bebrilde Roek Williams lijkt dan als twee druppels water op Buddy Holly en de band probeert dat uit te buiten. Er is succes en ze treden in Italië, Frankrijk en Duitsland op. Als eind jaren zestig de klad er een beetje in komt wijzigt de band de naam op aanraden van radio-programmamaker Rob Out de naam in Roek’s Family.

In die hoedanigheid scoorden zij hun grootste hit met Get Yourself A Ticket. Het nummer ademt een prettige jaren zestig sfeer en de melodie blijft makkelijk in het geheugen hangen. Er gaan hardnekkige geruchten dat de dame in de video met het donkere haar Patricia Paay is, maar dat is niet zo. Paay heeft echter wel de kreun- en steungeluiden ingezongen dus haar naam komt niet helemaal uit de lucht vallen.

Aan het einde van 1969 valt toch het doek voor de band. Roek Willemze blijft werkzaam in de muziek. Hij produceert een nummer voor Ria Valk en neemt zelfs een carnavalshitje op met André Hazes, Een Glaasje Bier. Hij heeft nog een kleine Nederlandstalige hit met het nummer E35, dat ik niet zijn beste werk vind maar toch leuk vind om eens te beluisteren.

Roek Willemze emigreert in 1983 naar de Verenigde Staten. Ook daar werkt hij in de muziekindustrie en zet hij zich in voor kinderen met het Williams Syndrome, een zeldzame genetische ziekte die zorgt voor medische complicaties en ontwikkelingsproblemen. Hij overlijdt in 2005 in Los Angeles aan kanker.