Maandelijks archief: juni 2023

Miles Davis – So What

Ik schreef al eens iets over de autobiografie van Miles Davis en toen kwam ook kort zijn beroemde album Kind of Blue ter sprake. Een album dat steevast bovenaan staat in de lijstjes met de meest ultieme jazz-albums.

Dat heeft een reden en daarom is het leuk om het openingsnummer, So What, eens nader te verkennen. Het bijzondere aan het album en dus ook aan dit nummer is dat Miles Davis zijn muzikanten opriep zonder voorafgaande repetities. Ze hadden geen idee wat ze zouden gaan opnemen. Miles had wel wat schetsen op papier staan, wat melodielijnen en wat toonladders en daar zou men op gaan improviseren.

Die muzikanten waren niet de minsten. Naast Miles Davis zelf op trompet speelden mee; John Coltrane op tenorsaxofoon, Cannonball Adderley op altsaxofoon, Bill Evans op piano, Paul Chambers op bas en Jimmy Cobb op drums. Stuk voor stuk grote namen die een eigen carrière zouden opbouwen.

Wat horen we in die ruim 9 minuten? Een rustige opening op de bas door Chambers met begeleiding door pianist Evans die bij 0;34 gaan versnellen en het beroemde thema laten horen. De blazers komen erbij en op 1;03 verandert de toonsoort even. Op 1;18 gaan ze weer naar de originele toonsoort.

Vanaf 1:31 is het de beurt aan Miles Davis en zijn trompet. Luister even naar het volle piano-akkoord van Evans op 2;00, een mooi detail en dat geldt ook voor de mooie dissonant van Davis op 2;56. Op 3;26 begint Coltrane aan zijn solo. Hij gaat improviseren met snelle noten vanaf 3;38 en op 5:03 bereikt hij de hoogste registers van zijn solo.

Op 5;17 is het de beurt aan Cannonball Adderley met de alt-saxofoon. Hoor hoe hij op 5;42 de toon wat omhoog gooit of beluister die subtiele triller op 6;18. Hij is klaar op 7;06 en de blazers pakken het thema op waarbij Evans op piano met dissonante akkoorden antwoordt.

Evans krijgt wat meer vrijheid tot ze terugkomen in de oorspronkelijke toonsoort op 7;48. Op 8;17 laat Chambers zijn bas spreken waarop iedereen het originele thema weer oppakt. In de laatste minuut blijft Evans op piano de bas van Chambers beantwoorden, waarop de andere instrumenten langzaam wegvallen.

Het is ongelofelijk dat dit pure improvisatie is, dat kunnen alleen heel grote muzikanten en ze hebben stuk voor stuk bewezen bij de top te behoren als je hun muzikale erfenissen gaat bekijken. Miles Davis heeft nog veel meer bijzondere stukken in zijn oeuvre, hij komt vast nog wel eens voorbij hier.

Alex Roeka – Vuur en IJs

De Nederlandse zanger Alex Roeka (1945) is een redelijke laatbloeier. Hij werkte in de geestelijke gezondheidszorg en had wat werk als zeeman maar het bracht hem allemaal weinig toekomstperspectief. In een NRC-interview met Jorg Leijten vertelt hij:

‘Ik was 38 jaar en wist het even niet meer. Ik ben niet zo ambitieus in carrière maken. Ik raakte aan de drank en leidde een nachtelijk, onmaatschappelijk leven. Dan dreig je te verloederen. De liedjes waren een redding, het wrakhout waaraan ik mij kon vastklampen.’

Hij had het even met Engelse teksten geprobeerd maar kwam toch bij het Nederlands uit. Inmiddels heeft hij 14 albums op zijn naam staan waarvan zijn nummers over wielrennen wellicht zijn bekendste zijn. Dat zijn De Muur van Geraardsbergen en De Rode Vod.

Allebei pareltjes maar ik kies vandaag voor Vuur en IJs van zijn album Schemerdrift uit 2004. Een prachtige tekst maar ook de muziek spreekt mij erg aan. Ik ben niet echt een fan van de accordeon, maar soms werkt dat heel goed, zoals in Vesoul van Jacques Brel en dus ook in dit nummer. Roeka is overigens groot fan van Brel. Op de vraag van Jorg Leijten of er iets brelliaans in zijn muziek schuilt zegt hij;

‘Ik kan nog niet eens tot zijn enkels komen. Maar soms, soms, heb ik het gevoel dat ik een beetje in zijn buurt kom.’

Dat gevoel heb ik dus ook, onder meer met Vuur en IJs;

Nog voel ik de hete wind in het koren,
Het bos dat rook naar wild en geheim,
Het lied uit de kroeg dat je ’s avonds kon horen,
De zigeuner die je wilde zijn.
Nog voel ik de sneeuw en het ijs op de sloten en de gracht,
Die kleine, die blonde, te ver voor mijn hand,
Het hol van de struiken, die maandronken nacht,
Die schreeuw ineens: ‘Er is brand!’

O, die dagen van toen, vuur en ijs,
Die gloed in m’n lijf, dat land zonder eind.
Hoe verder hij wijkt ,die tijd aan de dijk,
Hoe dichter hij komt.
En hoe dichter hij komt,
Hoe dieper het schrijnt.

Nog zie ik haar open mond bij het hooien,
De klokken die luidden diep in haar blouse.
Nel met die hopen hooi aan het gooien.
Het was nu of nooit dat het moest!
Nog voel ik de stroom van De Maas
door mijn dromen van altijd weer weg,
De vlucht van de boten naar een hogere zee.
De weg van het hart is over golven gelegd.
En of je wilt of niet, je gaat mee.

O, die dagen van toen, vuur en ijs,
Die gloed in m’n lijf, dat land zonder eind.
Hoe verder hij wijkt, die tijd aan de dijk,
Hoe dichter hij komt.
En hoe dichter hij komt,
Hoe dieper het schrijnt.

En daar huil je weer hoog door de pijn van de zomer.
Je strompelt weer rond over die vlammende hei.
Je wilt de wereld niet, je wilt de wereld niet, jij dromer.
En je weet, je weet, dit gaat nooit, dit gaat nooit meer voorbij.

O, die dagen van toen, vuur en ijs,
Die gloed in m’n lijf, dat land zonder eind.
Hoe verder hij wijkt, die tijd aan de dijk,
Hoe dichter hij komt.
En hoe dichter hij komt,
Hoe dieper het schrijnt.

Trampled Under Foot – Goodbye

Er is een gerede kans dat u nog nooit van de familie Schnebelen heeft gehoord. Als ik vertel dat de zus en haar broers Danielle, Kris en Nick samen de Amerikaanse band Trampled Under Foot vormden is de kans nog steeds aanwezig dat dit weinig bellen doet rinkelen.

De band werd opgericht in 2000 en ze brachten maar zes albums uit. Hun muziek varieert van soul en blues tot rock en het begon allemaal in Kansas City toen hun vader zijn kinderen meenam naar zijn jamsessies. Trampled Under Foot werd daaruit gevormd maar stopte in 2015. Kris had toen de band al verlaten en werd vervangen door Jan Faircloth and Mike Sedovic.

Bovenstaand nummer Goodbye vind ik één van hun mooiste nummers. Dat heeft te maken met de bluesy sfeer maar zeker met de prachtige stem van Danielle. Jammer dat ze, bij mijn weten, niet meer in nieuw materiaal te horen is.

Jayapura Christian School – Apuse

Ik ben een aantal maal in West-Papoea geweest, het westelijk deel van het eiland Papoea dat nu deel uitmaakt van Indonesië. Daar heb ik op mijn blog over geschreven, zoals u hier, hier, hier en hier kunt lezen. Ik wil het nu echter over de muziek uit die regio hebben, want ook die heb ik daar leren kennen.

Bovenstaand nummer, Apuse, is een nummer dat iedereen uit West-Papoea kent. Het gaat over jonge Papoea’s die hun grootouders respecteren maar hen toestemming vragen om naar een ander eiland te mogen gaan, via de Doreri-baai. Ik zal u de originele tekst geven en een vrije vertaling daarvan;

Apuse kokon dao
Yarabe soren doreri
Wuf lenso bani nema baki pase


Apuse kokon dao
Yarabe soren doreri
Wuf lenso bani nema baki pase
Arafabye aswarakwar
Arafabye aswarakwar

Apuse kokon dao
Yarabe soren doreri
Wuf lenso bani nema baki pase
Arafabye aswarakwar
Arafabye aswarakwar

Apuse kokon dao
Yarabe soren doreri
Wuf lenso bani nema baki pase

Mijn grootouders,
Laat mij naar het andere eiland gaan
Via de Doreri-baai

Houd je zakdoek vast,
En zwaai met je handen
.

Grootvader, grootmoeder,
Ik wil naar het andere eiland,
Via de Doreri-baai

Houd je zakdoek vast
en heb medelijden, dag mijn kleinkind
heb medelijden, dag mijn kleinkind.

Ogenschijnlijk een eenvoudig lied maar zeker bij Papoea’s in het buitenland is het een heel belangrijk lied; het verbindt hen direct met hun vaderland. Ik heb het onlangs nog meegezongen bij de uitreiking van een koninklijke onderscheiding waar Papoea’s dit lied ten gehore brachten en ik heb gezien wat het teweeg kan brengen.

In deze video wordt het lied vrij traditioneel uitgevoerd door de Jayapura Kalam Kudus Christian School. Jayapura is de hoofdstad van West-Papoea. Er bestaan ook andere uitvoeringen, zoals deze die wat funkier is. Deze uitvoering laat zien dat de jongeren het lied ook kennen en er hun eigen draai aan geven. Ik koester ze allemaal.

Dilys Elwyn-Edwards – The Cloths Of Heaven

Soms komen de kunsten samen om iets prachtigs op te leveren. We hebben een wondermooi gedicht, The Cloths Of Heaven, van de Ierse dichter William Butler Yeats (1865-1939) met de volgende tekst;

Had I the heavens’ embroidered cloths,
Enwrought with golden and silver light,
The blue and the dim and the dark cloths
Of night and light and the half-light,

I would spread the cloths under your feet:
But I, being poor, have only my dreams;
I have spread my dreams under your feet;
Tread softly because you tread on my dreams

Ik zal die tekst niet voor u vertalen omdat iedere vertaling afbreuk doet aan wat er staat; u komt er vast wel uit. Voeg daarbij de pianomuziek van de Welshe componiste Dilys Elwyn-Edwards (1918-2012) en de prachtige stem van bas/bariton Bryn Terfel en je hebt liedkunst van een ongehoorde schoonheid. Luister eens naar die laatste twee zinnen, wat vind ik dat mooi.

Het nummer staat op een album van Bryn Terfel uit 2004 met de titel Silent Noon en dat album is in zijn geheel een absolute aanrader en een mooie staalkaart van Engelse poëzie en liedkunst.

Thelonious Monk – ‘Round Midnight

De Amerikaanse jazzpianist Thelonious Monk (1917-1982) wordt nu gezien als een van de meest toonaangevende jazzmusici uit het verleden. Dat ging niet vanzelf. Ik schreef er hier als iets over.

Hij gebruikte piano-akkoorden die niemand anders gebruikte. Zijn excentrieke gedrag, zoals de dansjes die hij uitvoerde op het podium (hier te zien, onder meer vanaf 3;07) droegen bij aan de mythevorming maar waren terug te voeren op zijn bipolaire stoornis. Er is veel over te vertellen maar uiteindelijk is het de muziek wat telt en bovenstaand nummer ‘Round Midnight is een van zijn bekendste nummers.

Monk zou het nummer al eind jaren dertig hebben geschreven, maar bij gebrek aan platencontract nam hij het nog niet op. Trompettist Cootie Williams, die bij Duke Ellington speelde, nam het uiteindelijk op na lang aandringen van pianist Bud Powell, een vriend van Monk. Monk zelf nam het pas op in 1947 en dat is de bovenstaande versie. Het was een succes en het nummer werd de herkenningstune van Cootie Williams die er auteursrechten op nam.

Maar wat horen we hier? Eerst speelt de altsaxofoon de intro, de trompet antwoordt en daarna spelen ze samen de inleiding. De bas speelt een paar maten en op 0;30 zetten de blazers het thema in. Monk speelt piano op de achtergrond.

Ze blijven het thema spelen en het stuk heeft een prettige film noir-sfeer. Bas en drums houden zacht het tempo aan. Monk speelt mooie lijntjes daartussenin, zogenaamde arpeggio’s. Vanaf 2;35 improviseert hij nog wat scherper en hoekiger en de ongewone sprongen in zijn melodie zouden zijn handelsmerk blijven.

Ook Monk is inmiddels een vaste waarde in mijn luistercatalogus en hij zal vast nog wel eens voorbij komen.