Maandelijks archief: april 2023

Víctor Jara – Preguntas Por Puerto Montt

Víctor Jara (1932-1973) was een Chileense volkszanger, theaterregisseur en activist. Zijn liederen gingen over liefde, maar hij bekritiseerde er ook de Chileense bourgeoisie mee. Hij was één van de grondleggers van het nieuwe Chileense lied dat was geworteld in de Chileense volksmuziek en hij werd in de jaren zestig en vroege jaren zeventig de muzikale stem van de sociaal-politieke beweging in Chili.

Víctor Jara was ook een aanhanger van president Salvador Allende en na de staatsgreep van generaal Pinochet op 11 september 1973 werd hij opgepakt en vastgezet in het stadion van Santiago.

Hij werd er herkend en de aanhangers van Pinochet onderkenden zijn populariteit onder de bevolking. Hij werd er gemarteld en omgebracht. Zijn stoffelijk overschot is later teruggevonden met dertig kogels in zijn lichaam en zijn handen waren verbrijzeld.

Des te wranger is de tekst van bovenstaand nummer van Jara. Het gaat over het bloedbad bij het dorp Puerto Montt. Op 4 maart 1969 bezetten 90 arbeiders een braakliggend stuk land om er huizen op te bouwen. Er werd ingegrepen en er werden elf mensen doodgeschoten. Víctor Jara verwerkte dit in het nummer Preguntas Por Puerto Montt (Laten we bidden voor Puerto Montt). Met zinnen als Ze doorboorden zijn borst en Waarom beantwoorden ze weerloze mensen met een geweer? doen je huiveren als je weet wat hem zelf nog te wachten staat.

Wilt u meer van Víctor Jara beluisteren, dan staat hier een live-concert van hem van 17 juli 1973, zo’n twee maanden voor zijn dood.

Robert Schumann – Lied ‘Auf einer Burg’ uit de liederencyclus ‘Liederkreis Op.39’

Ik houd van het werk van de Duitse componist Robert Schumann (1810-1856). Ik heb zijn kamermuziek beluisterd, houd van zijn symfonieën maar vooral van zijn liederen. Waar ik bij Franz Schubert diens liederen moest veroveren gold dat zeker niet voor die van Schumann.

Zijn liederen zijn vaak hoogromantisch en liggen goed in het gehoor. Een voorbeeld bij uitstek is bovenstaand lied Auf einer Burg (Op een burcht) uit de liederencyclus Liederkreis Opus 39. Schumann schreef begeleidende pianomuziek op gedichten van Joseph von Eichendorff. Hij deed dat overigens ook op gedichten van Heinrich Heine en die liedcyclus staat bekend onder Liederkreis Opus 24, die overigens net zo de moeite waard is.

Beide cycli zijn tot stand gekomen in 1840, het jaar waarin Schumann ongeveer de helft van al zijn liederen componeerde. Ze zijn vooral beroemd en gewaardeerd door hun beeldende en romantische beschrijving van het landschap. In de cyclus van Von Eichendorff komen nagenoeg alle gedichten van Von Eichendorff aan bod, behalve zijn studentenliederen en liederen van godsdienstige aard.

Bovenstaand nummer vind ik een klein wonder. Dat komt door de tekst, waarin de romantiek van het landschap hoogtij viert, door de minimale begeleiding op piano die daardoor des te meer toevoegt, het kalme tempo en door de warme stem van bariton Matthias Goerne.

Het is het verhaal van de oude ridder, gezeten in zijn stille cel bovenin een burcht, met ingegroeide baard en haren en met versteende borst en wambuis. Zo zit hij er al honderden jaren terwijl het buiten stil en vredig is en de vogels in de lege vensterbogen zingen. Onderin het dal, op de zonovergoten Rijn varen de bruiloftsgasten. Muzikanten spelen vrolijke wijsjes en de prachtige bruid, zij moet wenen.

Vrij vertaald natuurlijk, ik voeg de originele tekst even voor u toe hoewel de dictie van Goerne onberispelijk is. De beide cycli in zijn uitvoering behoren tot de meest gedraaide werken in mijn kast.

Auf einer Burg

Eingeschlafen auf der Lauer
Oben ist der alte Ritter;
Drüber gehen Regenschauer,
Und der Wald rauscht durch das Gitter.

Eingewachsen Bart und Haare,
Und versteinert Brust und Krause,
Sitzt er viele hundert Jahre
Oben in der stillen Klause.

Draußen ist es still und friedlich,
Alle sind ins Tal gezogen,
Waldesvögel einsam singen
In den leeren Fensterbogen.

Eine Hochzeit fährt da unten
Auf dem Rhein im Sonnenscheine,
Musikanten spielen munter,
Und die schöne Braut die weinet.

Overigens heeft de Amerikaanse muzikant Don Byron (1958) een jazz-versie van dit lied opgenomen, uitgevoerd op klarinet en die kunt u hier beluisteren.

John Scofield – Chank

In mijn zoektocht naar goede jazzmuziek kom ik, naast de oude swing en bebop, natuurlijk ook veel recentere artiesten en muziek tegen. Eén van die artiesten is de Amerikaanse jazzgitarist John Scofield (1951). Nadat hij door een muziekleraar op de muziek van jazzgitarist Wes Montgomery was gewezen kreeg hij belangstelling voor jazzmuziek. Hij ging zich daarin specialiseren en speelde met artiesten als Charles Mingus, Herbie Hancock, Chick Corea en Chet Baker.

Ik ben zelf een liefhebber van gitaarmuziek in allerlei genres én van orgelmuziek en dan kom ik natuurlijk uit bij het bovenstaande nummer Chank. Het is geschreven door Scofield als eerbetoon aan Jimmy “Chank” Nolen, gitarist in de ritmesectie van James Brown. Het nummer heeft de gitaar van Scofield én het Hammondorgel van John Medeski in de hoofdrol en die combinatie vind ik onweerstaanbaar.

Scofield begint het nummer op gitaar met een dissonant akkoord wat hij daarna herhaalt. Op 0;15 vallen de drums en bas in en zorgen voor een stevig ritme. Op 0;32 valt Medeski in met zijn Hammond met lange, aangehouden noten. Op 0;57 doet Medeski hetzelfde in een hoger register.

Op 1;43 begint John Scofield aan zijn gitaarsolo. Let op de weer lang aangehouden orgeltonen op 2;28. Scofield werkt naar het einde van zijn solo en zijn gitaar klinkt vervormd op 2;56. Mooi effect. Op 3;43 is het de beurt aan Medeski en zijn orgelsolo en dat is voor mij het hoogtepunt van het nummer. Ook hij schuurt tegen dissonante noten aan zoals op 4;28. Vanaf 4;46 speelt hij de openingsmelodie weer om de overgang naar het laatste deel aan te kondigen.

Vanaf 5;28 spelen gitaar en orgel samen een bizarre melodie die ze een aantal maal herhalen. Op 6;24 blijft het orgel hangen bij een deel van de melodie waarna op 6;28 een vreemd, synthesizer-achtig geluid de muzikale ruimte vult. De bas gaat omhoog in toonhoogte en stopt uiteindelijk en daarmee ook het stuk.

Ik heb inmiddels veel jazzmuziek in mijn luisterbagage zitten maar deze zit bij mijn absolute favorieten.

Raymond van het Groenewoud – Twee Meisjes

Eén van de absolute giganten in het Nederlandstalige muzikale klimaat is wat mij betreft de Belgische zanger, gitarist en pianist Raymond van het Groenewoud (1950). Mijn generatie is met hem opgegroeid, het is één van die artiesten die er altijd waren en altijd lijken te zijn.

Van het Groenewoud werd geboren in Belgische Schaarbeek uit Amsterdamse ouders. Zijn vader, Josef van het Groenewoud, vluchtte in 1947 naar België om aan de dienstplicht en met name deelname aan de politionele acties in Nederlands-Indië te ontkomen. Zijn zoon Raymond debuteerde in 1973 met zijn album Je moest eens weten hoe gelukkig ik was. Zijn derde album Nooit meer drinken uit 1977 was een groot succes en bevatte één van zijn populairste nummers, Meisjes.

Ik kies hier voor het nummer met de titel Twee meisjes. Waar Meisjes een stevige beat kent is Twee Meisjes een heel rustig nummer. Een nummer over meisjes op een strand, dromend over een prins. Van Groenewoud schreef het na een siësta op een strandje bij het Lago Maggiore. De melodie kwam in hem op, hij wilde die uiteraard niet vergeten en herhaalde die net zo lang in zijn hoofd tot hij ze op zijn hotelkamer kon noteren.

Ook dit nummer werd een grote hit. In de traditionele 100 op 1-verkiezingen op de Belgische radiozender Radio 1, waarbij luisteraars kunnen meestemmen, stond het van 2008 tot 2011 en in 2013 op nummer één als “Beste Belgische lied”.

Kleinkunstkenner Vic van de Reijt roemde het lied met een vergelijking;

“Meisjes was al zo mooi, maar met Twee meisjes wist Raymond zichzelf te overtreffen.”

Ook liet hij zich lovend uit over

“de combinatie van het kristalheldere pianospel aan het begin van de plaat met het dreigende gitaargeweld in het outro.”

Voor dat gitaargeweld moet u dan even de officiële versie beluisteren (vanaf 3;40). Ook mooi, maar ik prefereer bovenstaande versie met alleen de pianobegeleiding.

Euson – She’s Leaving Home

Soms is een cover van een nummer mooier dan het origineel (althans in mijn oren, u mag van mening verschillen). Ik schreef er al over bij A Song For You en het geldt wat mij betreft ook voor het Beatles-nummer She’s Leaving Home, hier gezongen door de Arubaanse zanger Euson (1941).

Op zich is er natuurlijk niets mis met het Beatles-origineel, ook dat vind ik prachtig. U kunt dat hier horen en er is genoeg over te vertellen. Zo is het geschreven door John Lennon en Paul McCartney en het wordt ook door hen vertolkt. Ringo Starr en George Harrison komen er niet aan te pas. Het is ook één van de weinige Beatles-opnamen waarin de bandleden hun instrument niet bespelen, de muziek wordt gespeeld door een klein strijkorkest.

Euson (volledige naam Julio Bernardo Euson) bracht het nummer uit op zijn album Both Sides Now in 1971. Hij was daar redelijk succesvol mee, hoewel She’s Leaving Home geen hit werd. Euson bracht nog een aantal albums uit de in de jaren zeventig maar die werden geen groot succes. Hij verhuisde naar de Verenigde Staten en daarna naar Chili waar hij in 1972 al eens het populairste songfestival daar had gewonnen, het Internationaal Songfestival van Viña del Mar.

Ik houd van zijn vertolking van dit nummer. Een ingetogen pianobegeleiding en klein instrumentarium in de begeleiding verderop volstaan. Jammer dat zijn werk zo zelden gedraaid wordt.

Fairuz – Sa’altak Habibi

De Libanese zangeres Fairuz (1934) is, samen met de Egyptische Umm Kulthum, één van de belangrijkste zangeressen van het Midden-Oosten. Ze heet officieel Nouhad Haddad, maar nam in het begin van haar carrière al de artiestennaam Fairuz aan, wat Arabisch is voor turkoois.

Hoewel ze christen is wordt ze door de Arabische wereld op handen gedragen. Ze heeft meer dan vijftig miljoen albums verkocht, hoewel de totale omvang van haar discografie lastig te bepalen is. De schattingen van haar liedrepertoire lopen uiteen van 1500 tot 3000 liederen en er zijn zo’n 85 cd’s, elpees en cassettebandjes officieel gereleased van haar. Verder heeft Fairuz ook veel theatermuziek gezongen.

Haar liedteksten gaan vaak over het geloof, vaderlandsliefde, politiek en de natuur, maar het meest bezongen onderwerp is toch de onbereikbare liefde en alle emoties die daarmee gepaard gaan. Het woord habibi, ofwel ‘mijn liefje’, komt erg vaak voor in haar teksten. Het komt ook voor in bovenstaand nummer, Sa’altak habibi.

Het is een liefdeslied en het is één van haar meest bekende nummers. Het heeft de typisch Arabische muziek als achtergrond, opgebouwd uit kwarttonen waar onze ‘westerse’ muziek uit hele en halve tonen bestaat. Die kwarttonen zorgen voor het zangerige karakter van de muziek en ik ben er fan van. Voor uw gemak heb ik een versie uitgekozen met een Engelse vertaling van de tekst.

Ik heb Fairuz vaak beluisterd op mijn reizen in het Midden-Oosten en er is geen mens daar die haar niet kent of niet waardeert. Ze hoort voor velen, binnen en buiten het Midden-Oosten, bij het dagelijks ritueel. In 2011 was ze in Nederland en trad ze op op het Holland Festival voor een uitzinnig publiek. Eén van de uitspraken die toen opgetekend werden was;

We komen hier niet alleen voor Fairuz, maar voor alles waar zij voor staat: onze geschiedenis en Arabische thuisland.

Het is mooi als een artiest mensen kan verbinden en dit kan oproepen.

Rudolf Escher – Air pour charmer un lézard

Rudolf George Escher (1912-1980) was een Nederlandse componist en muziektheoreticus. Hij schreef composities voor kamermuziek en orkesten, vocale composities en één werk voor elektronica. Escher was daarnaast ook dichter, schilder en essayist.

In juni 1950 bracht Escher een bezoek aan het huis van de Franse componist Maurice Ravel (1875-1937), vergezeld van de zangeres Marcelle Gérar en beeldhouwer Léon Leyritz. Zij waren beiden vrienden geweest van Ravel. Marcelle vertelde Escher dat Ravel er van hield om eindeloos liedjes en melodieën te fluiten voor de daar aanwezige hagedissen.

Toen Marcelle Gérar Rudolf Escher in 1953 bezocht in Amsterdam had hij bovenstaand stuk voor solo-fluit gecomponeerd, Air pour charmer un lézard ofwel een aria om een hagedis te behagen. Het is een stuk in de vorm van een chaconne (sinds de barokperiode een muziekstuk met een traag tempo in een driedelige maatsoort) en het is een mooi voorbeeld van Escher’s vaardigheid om een melodische lijn tot ontwikkeling te brengen.

Louie Bellson – Explosion

Als we het hebben over jazzdrummers dan komen we vaak uit bij namen als Art Blakey, Max Roach, Gene Krupa en misschien Buddy Rich, maar toch niet vaak bij Louie Bellson (1924-2009) . In mijn ogen zeer onterecht want de man maakte fantastische muziek met zijn big band.

Hij werd geboren als Luigi Paulino Alfredo Francesco Antonio Balassoni in Illinois, Amerika en wordt gezien als de uitvinder van de dubbele bass-drum; u weet wel, de grote trom waar u tegenaan kijkt bij een drumstel. Bellson begon al te drummen toen hij drie jaar was en op zijn vijftiende ging hij die dubbele bass-drum voor het eerst gebruiken. Naar eigen zeggen kon hij niet anders dan drummen;

‘My father owned the music store, so I learned a little about a lot of instruments. But the only one that really excited me? That was when the parade went by – I must have been about three – and the drums found their way into my head, and stayed there.’

Hij maakte muziek met alle groten uit de jazzmuziek, gaf drumlessen en schreef boeken over het drummen en componeerde.

Hij trad op met zijn eigen big band en het nummer Explosion dat ik hier laat horen laat zijn drumkwaliteiten volledig tot zijn recht komen. Het is geen eigen compositie van Bellson maar gecomponeerd door de saxofonist en klarinettist uit zijn big band, Matt Catingub. Hij schreef het wel met Bellson in het achterhoofd;

‘to reflect Louie’s style and my style all in one piece’

Dat is prima gelukt. Bellson opent het nummer op zijn drums maar de band valt al snel in op 0:06. Catingub begint aan zijn prachtige saxofoonsolo op 2:00. Op 4;28 valt de band weer in. Dan volgt op 4;58 de eerste drumsolo van Bellson tot op 6;18 de band hem weer gaat begeleiden. Vervolgens doet Bellson er vanaf 7:46 nog een schep bovenop met zijn tweede drumsolo. Het is mooi dat het hier om een live-opname (uit 1979) gaat want het enthousiasme van het publiek is niet te negeren. Een heerlijk stuk muziek tot en met de apotheose op 11;35 en het publiek is het daar zo te horen mee eens.