Categorie archief: Strijkkwartet

Béla Bartók – Strijkkwartet No.4 Allegretto Pizzicato

Ik houd van kamermuziek en van strijkkwartetten. Die van Joseph Haydn (1732-1809) als de ‘vader’ van het strijkkwartet (hij componeerde er 68), die van Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) met hun tijdloze elegantie en die van Ludwig van Beethoven (1770-1827) die met geen andere kwartetten te vergelijken zijn.

De strijkkwartetten van de Hongaarse componist Béla Bartók (1881-1945) nemen voor mij een aparte plaats in tussen al die strijkkwartetten. Niet omdat ze per se makkelijk in het gehoor liggen, maar wel om hun tomeloze energie en speelplezier en dat vind ik dan met name terug in de opnamen van het Amerikaanse Emerson String Quartet.

Luister eens naar het vierde deel van zijn vierde strijkkwartet (1928). Het wordt volledig pizzicato gespeeld, door het plukken van de snaren. Hier is het zogenaamde Bartók-pizzicato ontstaan, waarbij de componist voorschreef zó hard aan de snaren te plukken dat deze tegen de toets (de zwarte lat onder de snaren) ketst, wat een fel tikkend geluid toevoegt aan de toon.

Heeft Bartók dit dan ‘uitgevonden’? Welnee. Heinrich Ignaz Franz von Biber (1644-1704) schreef in 1673 een achtdelig stuk voor strijkers Battalia à 10, waarin hij toonclusters gebruikte; dicht op elkaar geplakte tonen tegelijk. Die klinken in deel zeven, dat Die Schlacht heet en waarin ook kanon- en geweerschoten worden geïmiteerd, door de snaren met een scherpe tik op de toets van het instrument te laten knallen. Zo was het Bartók-pizzicato dus eigenlijk een Biber-pizzicato.